Het was in de tijd dat de meeste grond gemeenschappelijk bezit was en behoorde tot de Marke. De heide, waarover dagelijks de scheper ging met zijn schapen, was zo groot, dat niemand eigenlijk wist waar de Marke van Wezup begon en waar de Marke van Aalden eindigde. Al meer dan twintig jaar was men het oneens over de plaats van de grenspaal. Ieder jaar op de boervergadering en ook op de goorspraak verschenen getuigen voor de vierschaar ( plaatselijke rechtbank). Aalden wilde de stenen verplaatsen. Maar de boeren van Wezup waren fel tegen en zeiden: “ nee, dat is van ons. Van ouds trokken we hier de scheidslijn en hier staat de grenspaal sinds heugenis van iedereen.” “ Het is een schandaal,” meenden de boeren van Aalden. Men wil ons veld ontroven van ons ouderlijk gebied. Ons recht willen wij behouden. Geen voet, geen duimbreed veld laten wij ons ontnemen.
Die boeren van Aalden en Wezup kwamen steeds dichter bij elkaar in’t geweer. Vuisten werden gebald en hoofden raakten verhit. Het recht van de sterkste zou moeten beslissen. Toen kwamen twee boeren de broers Peter en Waander. Ze woonden onder Aalden. Ze waren erg oud en stonden als zeer inhalig bekend. “Ons heugt nog,” zo zeiden zij, “dat de scheidsstenen zijn geplaatst. Dwaas is het dat jullie daarom willen vechten. Wij, ja wij, zullen voor waar verklaren waar de plek is, waar de grensstenen zijn geplaatst.
Op een dag in het najaar, de oogst was al geweest en de Zweelermarkt was in zicht, begaven boeren uit beide marken zich naar het veld. Peter en Waander trokken mee met die van Aalden. Bij de stenen wachtten de boeren uit Wezup al. De heide kleurde nog na van de zomerbloei. Vogels scheerden over de meerstallen. Zichtbaar van ver stonden de beide grensstenen als wachters in de ruimte. “Hier volk, hier is de scheiding”, zeiden de beide broers. En ze wezen een plek tientallen meters verderop in het Wezuper gebied aan.”Hier moeten de stenen” staan en dan is beider heideveld weer even groot. “Is het waar”? Vroegen de boeren. Heeft niemand dan teveel en niemand ook te weinig, hem ontstolen door de andere? ” Als wij de waarheid hier niet spreken, God moge ons straffen,” zwoer de inhalige Waander.” Wij staan ervoor. Het is de waarheid of nooit weer zullen wij U horen spreken,” zei Peter. Alle boeren blij. Het pleit was eindelijk beslecht en de grens werd, voorgoed, nu bepaald. Drie dagen later: Peter en Waander werden wakker in een wereld die stil was geworden. De doofheid had voor beiden toegeslagen en nooit weer hebben zij iets gehoord. Zo kregen zij voor hun valse eed een straf die heel hun verdere leven duurde. Ze trokken weg, niemand wist waarheen, en stierven van wroeging in een plaats waar geen mens wist van de vloek die ze meedroegen. De twee scheidsstenen op de markegrens van Aalden en Wezup bleven staan. Voor altijd hadden de grensstenen nu de namen Dove Peter en Dove Waander. Door de eeuwen heen vertellen de stenen nu aan de mensen, hoe ijdel spreken werd gestraft.